Op een hete zomerdag wordt Felipe zwetend wakker. De vorige avond is hij zonder iets te zeggen weggeslopen uit het bed van zijn vriendin en heeft hij zich voorgenomen alles anders te gaan doen. Maar nu er een nieuwe dag is aangebroken, vraagt hij zich af wat hij moet doen. Hij denkt terug aan benauwende vakanties bij zijn vader in Spanje en het begin van zijn relatie met Lot. Deze dag, die heet en broeierig is, brengt hem uit evenwicht, tot hij uiteindelijk doet wat hij gezworen had nooit te doen: hij begint te drinken.
Geef de dag een naam is een afstudeernovelle over het verleden proberen los te laten, het leven ruimte geven en adolescent worden. Met deze novelle studeerde ik af van Creative Writing aan ArtEZ Arnhem, onder begeleiding van Lisa Weeda.
Felipe liep voorzichtig door het appartement, luisterde naar het gestommel van de bovenburen dat door het plafond naar beneden zonk. Hij ging naar de keuken om een glas water te pakken. Het aanrecht lag vol met vieze borden, mokken, lepels en ontbijtschaaltjes. In de hoek naast de koelkast stonden lege bierflesjes. Felipe trok een voor een alle kastdeurtjes open op zoek naar een schoon glas. Hij vond alleen een pak rijst, een potje suiker en een zak chilivlokken. Hij pakte een van de vieze glazen van het aanrecht en spoelde het schoon. Om bij de kraan te kunnen, moest hij op zijn tenen staan. De kraan piepte en het water kwam er met onregelmatige stoten uit. Het smaakte anders dan in Nederland, bitter bijna, en hij kneep zijn ogen dicht terwijl hij het doorslikte, slok na slok. Het lege glas zette hij neer op het aanrecht naast een asbak met half opgerookte sigaretten.
Hij bleef een paar tellen staan in de keuken die rook naar de kleine prullenbak van thuis, waar hij van zijn moeder zijn bananenschillen in moest doen. Hij luisterde naar de geluiden die hij niet kende, waarvan hij de bron niet kon herleiden, en hij dacht aan al het speelgoed dat nog thuis lag, dat hij was vergeten aan zijn moeder te geven zodat zij het in zijn koffer kon stoppen.
Hij voelde in zijn broekzak, haalde de blauwe Volkswagen eruit en fantaseerde dat de keuken een raceparcours was: het startpunt was een mes dat op het aanrecht lag. Hij telde af, riep Pang! en reed met het autootje over de rand van het keukenblad. Hij reed over de bruine kastjes, over de deuren en hendels, liet de speelgoedauto een salto maken in de lucht en neerkomen op de eettafel. Via de muren racete hij naar de woonkamer. Hij reed over de salontafel en de rugleuning van de bank. Het parcours ging door in de badkamer: de wasbak werd een halfpipe en de badkuip een schans. Met zijn mond bleef hij continu geluiden maken zodat hij de andere geluiden van het appartement niet zou horen.